Stef Blok’s uitspraak dat hij “geen voorbeeld kende van een multi-etnische of multiculturele samenleving (…) waar een vreedzaam samenlevingsverband is” schoot half Nederland in het verkeerde keelgat. Waarna een uiterst warrige maatschappelijke discussie volgde over de vraag of de ‘multiculturele samenleving’ nu wel of niet ‘mislukt’ was. Aanleiding voor Bernie om eens in de geschiedenis van ons integratiebeleid te duiken.
Tekst: Bart van Ratingen
Eerst maar eens de vraag: wat is een ‘multiculturele samenleving’ eigenlijk? In algemene zin gebruiken we die term om een staat aan te duiden waarin meerdere etniciteiten (in significante aantallen) samenleven. In die zin zijn de Verenigde Staten bij uitstek een ‘multiculturele’ staat, en is het relatief homogene Zuid-Korea dat niet of nauwelijks. Punt is alleen dat historisch gezien de natiestaat (met haar relatief homogene nationale identiteit) een nogal recent verschijnsel is. Als je naar de geschiedenis kijkt, waren multiculturele samenlevingen eerder regel dan uitzondering. De vroegste beschavingen wisselden voortdurend onderling goden en rituelen uit, en vrijwel elk groot wereldrijk – van Rome tot het Britse Rijk – omvatte grote aantallen volkeren en culturen, waarbij de dominante cultuur zich op verschillende manieren mengde met lokale culturen.
Onze door veel PVV’ers zo geliefde ‘eigen’ Nederlandse cultuur is evengoed zo’n samenraapsel, dat eeuwenlang talloze gebruiken en uitingsvormen importeerde uit andere gebieden, van Vaticaanstad tot Nederlands-Indië. Kortom, de multipliciteit van cultuur an sich maakt elke open samenleving in zekere zin multicultureel.
Linkse elites
Dat gezegd hebbende moeten we vaststellen dat het woord ‘multicultureel’ op dit moment vooral wordt gebruikt om de uitkomst van het Nederlandse integratiebeleid van de jaren ‘80 te beschrijven. In die tijd was het uitgangspunt dat migranten naar Nederland konden verhuizen ‘met behoud van eigen cultuur’, en bestond het integratiebeleid vrijwel exclusief uit maatregelen om economische achterstanden tegen te gaan. Nederland was toen ook al multicultureel, maar niemand had het erover.
‘Etnisch homogene wijken lijken in Amerika meer geaccepteerd dan in Nederland’
Dat veranderde toen Pim Fortuyn het politieke podium betrad – ironisch genoeg op het moment dat ons integratiebeleid steeds meer op assimilatie gericht raakte. Hij bediende zich van wat socioloog Willem Schinkel de ‘retoriek van het multiculturealisme’ noemt: het idee dat Nederland decennialang de eigen cultuur van migranten heeft gestimuleerd en daarmee polarisatie over zich heeft afgeroepen. Tegenover het ‘multiculturele dogma’ van de ‘linkse elites’ staat dan het ‘realistische’ inzicht dat eenzijdige assimilatie noodzakelijk is om de dominantie van de ‘oorspronkelijke’ cultuur te waarborgen.
Lezers met enig cultuurhistorisch besef doorzien al snel de holheid van die argumentatie, want het ‘multiculturele’ beleid uit de jaren ‘80 – als het al zo genoemd mag worden – duurde hoogstens één decennium. Andersom is het meeste ‘authentiek Nederlandse’ cultuureigendom slechts enkele generaties en soms zelfs maar een paar decennia oud. Neem Sinterklaas, in recente jaren de officieuze aartsheilige van de Nederlandse cultuur: de goedheiligman en zijn knecht zoals wij ze kennen, komen pas medio negentiende eeuw voor het eerst op het toneel, terwijl het Sinterklaasfeest in zijn huidige gestandaardiseerde vorm pas sinds ongeveer 1950 bestaat. Onze nationale tolerantie voor softdrugs en onze voortrekkersrol bij de homo-emancipatie, zo eindeloos aangehaald als bewijs voor ons historisch open-minded volkskarakter? Respectievelijk zo’n 50 en 20 jaar oud. De nostalgici die afgelopen periode zo druk doende waren de multiculturele samenleving dood te verklaren, staren zich blind op zandkorrels in de geschiedenis.
Vergrijzing en ontgroening
Iets anders is de vraag of het nu wel zo zinvol is om te discussiëren over het al of niet mislukt zijn van de multiculturele samenleving. Los van de objectieve vaststelling dat het in Nederland (vergeleken met bijvoorbeeld het historisch assimilatie-gerichte Frankrijk) helemaal niet zo slecht gaat met het samenleven van verschillende etnische groepen; dat in ons land inmiddels stevige aantallen mensen wonen met een niet-Nederlandse achtergrond zal zo goed als zeker niet meer veranderen. Zolang het geboortecijfer van ‘autochtone’ Nederlanders zo laag blijft, zal immigratie een belangrijke rol moeten blijven spelen om de sociale en economische schade van vergrijzing en ontgroening te compenseren.
‘Je zou kunnen stellen dat het idee van tolerantie zélf een gezonde multiculturele samenleving in de weg staat’
Daar komt bij dat de instabiliteit in het Midden-Oosten en Afrika nog wel even blijft voortduren en het dus valt te verwachten dat Europa in de toekomst rekening moet houden met een toenemend aantal vluchtelingen. In het licht van zulke interne en externe ontwikkelingen is het moeilijk vol te houden dat Nederland nu toch echt haar piekdiversiteit bereikt heeft. Kortom, van een ‘gepasseerd station’ is bepaald geen sprake: de trein raast gewoon door. Het gehamer op het vermeende faillissement van het multiculturele model – dat bovendien al bijna 30 jaar niet representatief te noemen is voor ons nationale integratiebeleid – leidt ons dan ook vooral af van de enig wezenlijke vraag. En die luidt: wat is ervoor nodig om in het heden en in de toekomst wél vreedzaam met elkaar samen te leven?
Gearrangeerde huwelijken
Wat dat betreft moeten we vaststellen dat Nederland zich in een crisis bevindt. Het huidige integratiebeleid, waarbij de focus relatief eenzijdig ligt op individuele assimilatie en economische productiviteit, lijkt vooral te hebben geleid tot een oververhit publiek debat (zie Stef Blok) en verhevigde spanningen tussen ‘gewone burgers’ en Nederlanders met een migratieachtergrond.
We zijn te tolerant geweest, zegt de multiculturealist. We zijn niet tolerant genoeg meer, volgt de GroenLinkse tegenwerping. Maar je zou kunnen stellen dat het idee van tolerantie zélf – de trots van de Nederlandse volksaard – een gezonde multi-etnische, multiculturele en multireligieuze samenleving in de weg staat. Het begrip ‘tolerantie’ beperkt onze visie op integratie namelijk zodanig, dat er in de publieke verbeelding nog maar twee smaken mogelijk zijn.
De eerste smaak is een soort cultuurrelativistische tolerantie zoals die in de jaren ’70 en ’80 populair was – een ‘laissez-faire’. Het probleem daarvan is dat ze de paradox met zich meebrengt dat de maatschappij dingen moet accepteren die fundamenteel botsen met haar eigen liberale staatsbestel, zoals gearrangeerde huwelijken en genderseparaat onderwijs.
‘De multipliciteit van cultuur an sich maakt elke open samenleving in zekere zin multicultureel’
De andere smaak is non-tolerantie, wat betekent: assimilatie. Nederlanders met een bi-culturele achtergrond worden daarbij geacht om zich in alle opzichten zo veel mogelijk aan te passen aan de heersende opinie: wie al te luidruchtig protesteert tegen een ‘kinderfeest’ of te zichtbaar een rol probeert te spelen in het publieke debat, loopt een levensgroot risico als anti-Nederlands (want intolerant) te worden afgeschilderd.
“Maar”, zegt historicus Simon Rabinowich, “wat ontbreekt in het ideaal van tolerantie is de interactie, de vitale en dynamische wederzijdse uitwisseling die soms intentioneel, en soms onbedoeld plaatsvindt tussen individuen en groepen binnen een samenleving.” Ofwel: wederkerigheid – en niet tolerantie – is de grondslag van een gezonde maatschappij, dixit Rabinowich. Misschien is het dus tijd om de multiculturele samenleving niet meer dood te verklaren, maar hem juist te herwaarderen.
Latrelatie op maatschappelijk niveau
Alle bezwaren tegen de multiculturealistische retoriek en de reductief-nostalgische blik op de eigen cultuur ten spijt, kun je je overigens afvragen of Stef Blok niet gewoon gelijk heeft. Is onze samenleving, die sowieso al met een razend tempo transformeert op allerlei vlakken, niet gewoon gebaat bij wat meer etnische, religieuze en culturele homogeniteit? Daar is misschien best wel wat voor te zeggen.
Toch moet je je anderzijds ook afvragen of die homogeniteit niet óók een uitvloeisel kan zijn van een multiculturele samenleving. Kijk naar de Verenigde Staten, waar enkele van de meest diverse steden, zoals New York en Los Angeles, al geruime tijd bekend zijn met het verschijnsel dat migranten met een gedeelde achtergrond samenklitten in bepaalde wijken. Van Chinatown tot Little Italy, etnisch homogene wijken en ‘gettovorming’ lijken in Amerika veel meer geaccepteerd dan hier in Nederland.
Zulke steden voeren vaak een actief ‘multiculturalistische’ politiek, waarbij overheidsinformatie in verschillende talen wordt gedistribueerd en de culturele, religieuze en etnische organisaties van migranten een significante rol spelen in het politieke leven van de stad. De centralisatie van een etnische groep in één wijk of stadsgebied leidt ook tot een soort organisch ondersteunend netwerk van cultuur- en landgenoten. Tegelijkertijd wordt het in zulke steden ook als veel minder problematisch beschouwd wanneer migranten niet ‘integreren’: bij de gemeentelijke balie is gewoon een tolk beschikbaar. Terwijl New York en Los Angeles over een ongekende diversiteit beschikken, wonen individuele gezinnen in relatief homogene buurten. Multiculturalisme werkt dan als een soort latrelatie op maatschappelijk niveau.
‘Het wordt nooit helemaal vreedzaam’
Overigens is dit geen pleidooi voor souks in de Nederlandse steden, want zo’n multiculturalistische segregatie brengt, zo blijkt, ook weer de nodige andere ellende met zich mee (dit in lijn met de wet van behoud van ellende). Onderzoek uit de Verenigde Staten wijst uit dat steden met een hoge mate van segregatie relatief slecht presteren op economisch gebied, vergeleken met minder gesegregeerde regio’s. De stijging van inkomens en huizenprijzen ligt er lager – en niet alleen voor de minderheden in arme buurten, maar voor iedereen. Tegelijkertijd heeft segregatie negatieve gevolgen voor de socio-economische positie van minderheden: het beperkt de mogelijkheden van migranten om sociaal en cultureel kapitaal op te bouwen bij leden van andere etnische groepen. Het leidt tot migranten die decennialang belasting betalen zonder ooit de landstaal te leren. In Nederland zouden we dat problematisch vinden – in tal van andere landen is dit gewoon de uitkomst van een bepaalde maatschappelijke inrichting.
Frictie
Oké, maar waar is de uitgang? Welnu: die is er niet. Het kernprobleem is namelijk dat of je nu kijkt naar de ‘multiculturalistische’ megasteden van Amerika, of naar onze eigen gemengde geschiedenis, of naar het sterk op assimilatie georiënteerde Frankrijk, het nooit helemaal vreedzaam wordt. En ook uitzonderlijk homogene landen als Korea en Japan ontkomen niet aan maatschappelijke en culturele spanningen: immers, elke cultuur is multicultuur.
Misschien moet een samenleving zonder spanningen ook helemaal niet als het doel beschouwd worden. Als wederkerigheid en uitwisseling de basis vormen van een gezonde samenleving, dan moet er ruimte zijn voor verschil – en ruimte voor de natuurlijke transformaties en herinterpretaties van culturele tradities. Dat gaat met een zekere frictie gepaard. Zoals het altijd geweest is, en zoals het altijd zal zijn.